Een gecontroleerde studie toont aan dat het drinken van koffie leidt tot een lagere inname van koolhydraten en vetten op de korte termijn bij jonge gezonde volwassenen, zonder invloed op slaap of fysieke activiteit.
De onderzoekers onderzochten 21 normaal-gewichtige vrijwilligers (15 vrouwen, 6 mannen; leeftijd circa 18-25 jaar; BMI tussen 18,5 en 24,9 kg/m²) die gezond waren. De deelnemers namen deel aan een cross-overdesign waarbij zij op twee afzonderlijke dagen het volgende dronken: één keer 200 ml instantkoffie (5 mg cafeïne per kg lichaamsgewicht) en één keer 200 ml water (als controle). Vooraf volgden ze een vast protocol: geen cafeïnegebruik en geen alcohol of zware fysieke inspanning de dag voorafgaand aan elk experimenteel blok. Na 10 uur vasten dronken zij het toebereide drankje samen met een gestandaardiseerd ontbijt. Drie uur later kregen zij vrij toegang tot een lunchbuffet, waarna zij hun voedselinname voor de rest van de dag registreerden.
De koffiegroep at gemiddeld ongeveer 10% minder calorieën over de dag ten opzichte van de controlegroep. Bij koolhydraten lag de directe inname 15,7% lager en op de korte termijn 27% lager dan bij water. Het vetverbruik daalde op de korte termijn met circa 34,1%. De eiwitinname liet geen significant verschil zien tussen de condities.
De resultaten laten zien dat koffieconsumptie een directe remmende invloed op de calorie-, koolhydraat- en vetinname kan hebben bij gezonde jonge volwassenen. Het effect trad snel op (bij lunch) en hield aan over de rest van de dag. Dit maakt koffie mogelijk interessant voor voedingsinterventies gericht op energiebalans.
Het is jammer dat de deelnemers water gebruikten als controle en niet een cafeïnevrije koffievariant, waardoor het onderscheid tussen cafeïne-effect en andere koffiecomponenten onduidelijk blijft. Ook was de steekproefomvang met 21 deelnemers relatief klein, waardoor de statistische waarde beperkt is.
Lazou E, Vlastos I, Gkouskou K., et al.Coffee Intake Reduces Short-Term Carbohydrate and Lipid Consumption. Dietetics. juni 2025;4(2):20.