Koffie is, na water, het meest geconsumeerde drankje ter wereld. De beeldvorming over koffie is in de afgelopen decennia verschoven: van ongezonde verslaving tot belangrijke bron van bioactieve stoffen met mogelijk gunstige effecten bij matig gebruik. Het advies van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA), tot 400 mg cafeïne per dag voor volwassenen en 200 mg voor zwangere vrouwen, biedt houvast. Dat zegt echter nog weinig over de complexe samenstelling en gezondheidseffecten van koffie.
Koffie heeft heel uiteenlopende effecten op onder meer hart, lever en hersenen.1,2 Van de meer dan duizend afzonderlijke stoffen worden verschillende in verband gebracht met metabole, cardiovasculaire en neuroprotectieve effecten. De uiteindelijke samenstelling van het kopje koffie wordt echter beïnvloed door de herkomst van de boon, het brandproces en de bereidingswijze. Naast cafeïne, die door remming van adenosinereceptoren de alertheid, vetverbranding en doorbloeding beïnvloedt, is koffie rijk aan polyfenolen, zoals chlorogeenzuren. Deze verbindingen spelen een rol in het glucose- en vetmetabolisme, in antioxidatieve bescherming en in modulatie van inflammatoire routes. Tijdens het roosteren van koffiebonen worden chlorogeenzuren gedeeltelijk omgezet in de eveneens metabool actieve caffeoylquininezuren. Ook andere polyfenolen zoals flavonoïden (kaempferol, quercetine) en metabolieten als enterolacton en matairesinol dragen bij aan de antioxidatieve capaciteit van koffie.
Daarnaast bevat koffie minder bekende verbindingen, zoals trigonelline, dat bij verhitten wordt omgezet in N-methylpyridinium. Deze indoolachtige stof stimuleert de expressie van endogene antioxidante enzymen. De tijdens het brandproces gevormde melanoïdinen dragen niet alleen bij aan smaak en kleur, maar hebben ook antioxidatieve en prebiotische eigenschappen met gunstige effecten op de darm-brein-as en metabole regulatie.
Twee andere karakteristieke stoffen, de diterpenen cafestol en kahweol, vinden we vooral in ongefilterde of gekookte koffie, zoals espresso of French press. Deze vetoplosbare verbindingen hebben zowel antioxidatieve en leverbeschermende effecten als ongunstige effecten, zoals verhoging van LDL-cholesterol. Koffie bevat tot slot kleinere hoeveelheden magnesium, lignanen en alkaloïden. Tijdens het branden kan ook acrylamide ontstaan. Het samenspel van al deze stoffen bepaalt of koffie op individueel niveau een beschermend of belastend effect heeft.3,4,5,11
Cardiovasculaire aandoeningen
Koffie heeft acute en chronische effecten op het cardiovasculaire systeem. Direct na inname kan koffie de bloeddruk kort verhogen, vooral bij mensen die zelden koffiedrinken of bij trage cafeïnemetaboliseerders (CYP1A2-varianten). Op de lange termijn laat regelmatige koffieconsumptie echter geen verhoogd risico op hypertensie zien. Grote cohortstudies wijzen op een zwak invers verband met een matige tot hoge inname (2–8 koppen per dag). De International Society of Hypertension (ISH) concludeert dat 3 tot 4 kopjes koffie per dag de bloeddruk niet nadelig beïnvloedt en mogelijk protectief werkt. Een uitzondering is ernstige hypertensie (graad 2–3) waarbij bij 2 koppen of meer een verhoogde cardiovasculaire sterfte werd gezien.
Voor cardiovasculaire ziekten geldt een u-vormige relatie: matige drinkers hebben het laagste risico op totale sterfte en cardiovasculaire ziekten. Bij hartfalen wordt de grootste risicoreductie gezien bij 2–5 koppen per dag, terwijl zeer hoge consumptie het voordeel tenietdoet. Voor beroerte ligt het laagste risico (ongeveer 20% lager) rond 3-4 koppen per dag. Bevindingen voor coronaire hartziekte variëren: enkele analyses zien geen verband, andere melden een licht verhoogd risico bij >4 koppen, vooral bij ongefilterde koffie vanwege de hogere concentraties diterpenen. Voor hartritmestoornissen tonen de meeste onderzoeken geen risicoverhoging; matige inname lijkt zelfs neutraal tot licht gunstig. Hoge acute doses cafeïne lokken doorgaans geen aritmieën uit bij hartpatiënten.10
Onderliggende mechanismen
De gunstige effecten op hart en vaten worden toegeschreven aan meerdere biochemische routes. Chlorogeenzuren, trigonelline en cafeïne hebben antioxidatieve, ontstekingsremmende en metabool regulerende eigenschappen. Een centraal mechanisme is activatie van de Nrf2-route, waardoor de expressie van antioxidante en ontgiftende enzymen toeneemt en endotheelcellen beter worden beschermd tegen oxidatieve stress en vasculaire schade. Tegelijkertijd worden pro-inflammatoire routes zoals NF-κB geremd. Metabool gezien stimuleert cafeïne de lipolyse, terwijl polyfenolen de insulinegevoeligheid verbeteren en postprandiale glucose- en lipidenstijgingen dempen. Dit vermindert indirect het risico op hart- en vaatziekten. Koffie verbetert daarnaast de endotheelfunctie en vermindert arteriële stijfheid, onder meer via verhoogde stikstofmonoxide-afgifte en endotheelafhankelijke vasodilatatie.
De bereidingswijze blijft een belangrijke variabele. Ongefilterde koffie bevat hogere concentraties cafestol en kahweol, die LDL-cholesterol en ApoB verhogen en zo een atherogeen effect hebben. Gefilterde koffie verwijdert deze vetoplosbare diterpenen grotendeels en is geschikter voor personen met hypercholesterolemie of een verhoogd cardiovasculair risico. De optimale inname voor de cardiovasculaire gezondheid ligt op 3-5 koppen per dag, afgestemd op bereidingswijze en individuele gevoeligheid.3,5,6,7
Diabetes en metabool syndroom
In meerdere prospectieve cohortstudies blijkt koffieconsumptie (zowel met cafeïne als cafeïnevrij) consistent samen te hangen met een lager risico op diabetes type 2. Een meta-analyse van dertig studies rapporteerde een gemiddelde risicoreductie van 29%, waarbij het risico per extra kop koffie met ongeveer 6% afnam. De grootste voordelen worden gezien bij 3 tot 5 koppen per dag. Het voordelige effect neemt weer af bij zeer hoge inname.
Omdat koffie met cafeïne de glucosetolerantie op korte termijn juist kan verlagen, wordt het beschermende effect vooral toegeschreven aan polyfenolen en andere bioactieve verbindingen. Mensen met bestaande diabetes die regelmatig koffiedrinken hebben een lager risico op totale en cardiovasculaire sterfte. Bij vrouwen is deze relatie nog wat sterker dan bij mannen. Ook het risico op metabool syndroom is lager bij matige tot hoge koffieconsumptie. Populatiestudies tonen een inverse relatie tussen koffie-inname en abdominale obesitas, insulineresistentie, hypertensie en dyslipidemie, evenals een lagere incidentie van cardiometabole aandoeningen als geheel.8,11
Onderliggende mechanismen
Chlorogeenzuur en trigonelline verbeteren de insulinegevoeligheid en glucosehomeostase door verlaging van de intestinale glucoseabsorptie en de glucoseaanmaak in de lever (onder meer via remming van glucose-6-fosfatase). Ook moduleren deze polyfenolen darmhormonen betrokken bij verzadiging en glucosebalans. Daarnaast vermindert koffie laaggradige ontsteking: regelmatige koffiedrinkers vertonen lagere CRP-spiegels als gevolg van de antioxidatieve eigenschappen van koffie.
Op het gebied van lipiden- en energiemetabolisme stimuleert cafeïne de lipolyse en thermogenese, terwijl andere bestanddelen bijdragen aan een gunstiger lipidenprofiel en gewichtsregulatie. Deze voordelen verdwijnen echter wanneer koffie sterk wordt gezoet. Ten slotte activeert koffie het Nrf2-systeem, een schakel in de cellulaire bescherming tegen oxidatieve stress. Nrf2-activatie verhoogt de expressie van antioxidante en ontgiftende enzymen en beschermt tegen metabole schade die ten grondslag ligt aan insulineresistentie, metabool syndroom en diabetes type 2.3,5,6,11
Neurodegeneratieve ziekten
Koffieconsumptie wordt in veel prospectieve studies geassocieerd met een lager risico op cognitieve achteruitgang en neurodegeneratieve aandoeningen zoals alzheimer en parkinson, al wisselen de resultaten. Een meta-analyse van 22 prospectieve en 11 case-controlstudies rapporteerde een risicoreductie van circa 25% voor cognitieve achteruitgang of dementie; het laagste risico op alzheimer werd gezien bij ongeveer 2–3 koppen per dag. Voor parkinson tonen meerdere onderzoeken een lagere incidentie en tragere progressie van motorische symptomen bij regelmatige koffieconsumptie.
Grote cohorten zoals de UK Biobank bevestigen deze associaties echter niet altijd; hierin werd geen significant verband gevonden tussen een gemiddelde koffieconsumptie en het risico op dementie of parkinson. Verschillen in populaties, genetica, leefstijl en bereidingswijze kunnen deze discrepantie mogelijk verklaren.6
Onderliggende mechanismen
Cafeïne blokkeert adenosine A2A-receptoren, wat de dopaminerge neurotransmissie ondersteunt en relevant is voor parkinson. Dit effect lijkt grotendeels onafhankelijk van varianten in het CYP1A2-gen, dat het cafeïnemetabolisme bepaalt. Decafeïne laat soms eveneens een (zwakke) risicoreductie zien, maar minder consistent. Daarnaast dragen andere koffiebestanddelen bij aan mogelijke neuroprotectie. Chlorogeenzuren activeren het Nrf2-systeem, dat de expressie van antioxidante en herstelenzymen verhoogt en zo oxidatieve stress vermindert, een kernproces in neurodegeneratie. Koffie beïnvloedt bovendien Sirtuin-1, een enzym dat betrokken is bij DNA-herstel, celveroudering en neuronale overleving. Cafeïne kan daarnaast het herstel van DNA-schade ondersteunen, wat bijdraagt aan behoud van genomische stabiliteit. Het toevoegen van suiker aan het kopje koffie doet ook hier de gunstige effecten te niet.4,5,10
Levergezondheid
Regelmatige koffieconsumptie (circa 3–5 koppen per dag) is in meerdere grote cohortstudies en meta-analyses duidelijk gelinkt aan een lager risico op chronische leverziekten, waaronder leverfibrose, levercirrose en hepatocellulair carcinoom. Zowel cafeïnehoudende als decafeïnekoffie verlagen het risico op chronische leverziekte en levercirrose-gerelateerde sterfte, onafhankelijk van de bereidingswijze. Voor niet-alcoholische leververvetting (MASLD) zijn de bevindingen minder eenduidig, maar overwegend gunstig: hogere koffie-inname hangt samen met een lagere kans op NAFLD en vooral met minder progressie naar fibrose. Meta-analyses tonen een duidelijk lagere kans op leverfibrose bij mensen met bestaande leververvetting en een tragere overgang van fibrose naar cirrose bij regelmatige koffiedrinkers.
Onderliggende mechanismen
De leverbeschermende werking berust op meerdere mechanismen. Polyfenolen en andere bioactieve stoffen in koffie verminderen oxidatieve stress en inflammatie in het leverweefsel. Daarnaast verhogen koffiedrinkers vaak de spiegels van adiponectine, een hormoon dat ontstekingsremming en anti-fibrotische processen ondersteunt. Chlorogeenzuur en trigonelline verbeteren bovendien insulinegevoeligheid en lipidenmetabolisme, wat indirect gunstig is bij NAFLD en andere metabole leveraandoeningen. Ten slotte lijkt leefstijl mee te spelen: koffiedrinkers gebruiken gemiddeld minder alcohol, wat mogelijk bijdraagt aan het lagere risico op leverziekte dat in diverse populatiestudies wordt gezien.4,5,11
Koffie en kanker
In 2016 concludeerde het International Agency for Research on Cancer (IARC) dat koffie ‘niet classificeerbaar is als carcinogeen voor de mens’ (groep 3, onvoldoende bewijs). Ook latere grote onderzoeken bevestigen dat koffieconsumptie geen verhoogd kankerrisico geeft. Voor enkele tumortypen lijkt zelfs sprake van een dosis-afhankelijk beschermend effect. De sterkste inverse associaties worden gezien bij leverkanker en endometriumkanker, waarbij bij baarmoederkanker een gemiddelde risicoreductie van circa 13% geldt. Ook bij huid- (basaalcelcarcinoom) en darmkanker (colorectaal carcinoom) wordt een beschermend effect gezien. Voor prostaat-, pancreas- en borstkanker is geen verhoogd risico gevonden.
Onderliggende mechanismen
De beschermende effecten zijn biologisch weer goed verklaarbaar. Polyfenolen, diterpenen en andere antioxidanten in koffie activeren het Nrf2-systeem, waardoor antioxidante en DNA-herstellende enzymen worden gestimuleerd en cellulaire schade door oxidatieve stress en mutagenen wordt beperkt. Diterpenen zoals cafestol en kahweol kunnen bovendien genotoxische stoffen neutraliseren. In interventiestudies leidde consumptie van donkergebrande koffie tot minder spontane DNA-strengbreuken in lymfocyten, een effect dat eveneens in lijn ligt met Nrf2-activatie.
Acrylamide, gevormd tijdens het brandproces, is een terugkerend aandachtspunt. Tot nu toe tonen humane studies geen verband tussen voedingsacrylamide en kankerincidentie. Mogelijk speelt de hoge concentratie antioxidanten in koffie hierbij een compenserende rol. Wie de inname van acrylamide wil beperken, kan kiezen voor donkergebrande koffie (waarbij acrylamide deels is afgebroken) en filterkoffie.4,5,7,9
Wanneer wordt koffie ongunstig?
Hoewel koffie in matige hoeveelheden gunstige effecten heeft, kan overmatige inname (boven ~400 mg per dag) omslaan in een stressrespons. Hoge doses stimuleren de HPA-as en verhogen adrenaline en cortisol. Dit kan leiden tot nervositeit, angst, tachycardie en slaapproblemen, vooral bij mensen met burn-out, hormonale ontregeling of een verstoord slaapritme. De individuele verschillen zijn echter groot. Vrouwen in de vruchtbare leeftijd breken cafeïne trager af door oestrogeen, waardoor slapeloosheid of hartkloppingen sneller optreden. Genetische varianten in CYP1A2 bepalen of iemand een snelle of trage metaboliseerder is: trage metaboliseerders ervaren al bij gematigde inname een sterkere bloeddruk- en stressreactie, terwijl snelle metaboliseerders vaak zonder problemen later op de dag koffie kunnen drinken.
Ook kunnen er interacties met geneesmiddelen ontstaan: cafeïne versterkt bijvoorbeeld de werking van ciprofloxacine en kan het effect van SSRI’s beïnvloeden. Tijdens de zwangerschap wordt geadviseerd om de inname te beperken tot maximaal 200 mg per dag. Bij metabole klachten kan het persoonlijke effect van koffie objectief worden gemonitord via een Continue Glucose Monitor (CGM) of de hartslagrespons. Hierdoor wordt de individuele variatie in glycemische en stressreactie zichtbaar.5
Hoe houd je koffie gezond?
Zwarte en ongezoete filterkoffie (laag in diterpenen) biedt de meeste voordelen. Vermijd cafeïne na 14.00 uur om de slaapkwaliteit te behouden. Afwisseling met thee, matcha of decafeïne levert vergelijkbare polyfenolen, maar met minder cafeïne. Koffie draagt bij aan de vochtinname, al heeft het een licht diuretisch effect. Voldoende hydratie blijft daarom belangrijk. Bij gevoeligheid voor cafeïne of metabole schommelingen kunnen CGM-data of hartslagmetingen helpen om aan de gezonde zijde van koffieconsumptie te blijven. Biologische en donker gebrande koffie is aan te raden voor mensen die acrylamide of residuen willen beperken.
Conclusie
Matige koffieconsumptie (3-5 koppen/dag) past voor de meeste mensen binnen een gezonde leefstijl en gaat samen met lagere risico’s op cardiovasculaire, metabole, lever- en neurodegeneratieve aandoeningen. De nuance is echter belangrijk: de context bepaalt het effect. Factoren zoals genetica, stressniveau, slaappatroon, hormonale status en bereidingswijze beïnvloeden hoe iemand op cafeïne reageert. De ‘gezonde kop koffie’ bestaat dus, maar niet voor iedereen in dezelfde hoeveelheid of vorm. Maatwerk en bewust gebruik zijn bepalend.5
- Tramper A. & Van Maarschalkerweerd H. Nationaal Koffie- en Theeonderzoek 2022. Ruigrok NetPanel, in opdracht van Koffie & Thee Nederland.
- European Food Safety Authority. Scientific Opinion on the safety of caffeine. EFSA Journal. 2015;13(5):4120.
- Ungvari Z, Kunutsor SK. Coffee consumption and cardiometabolic health: a comprehensive review of the evidence. Geroscience. 2024 Dec;46(6):6473-6510.
- Kolb H, Kempf K, Martin S. Health Effects of Coffee: Mechanism Unraveled? Nutrients. 2020 Jun 20;12(6):1842.
- Emadi RC, Kamangar F. Coffee's Impact on Health and Well-Being. Nutrients. 2025 Aug 5;17(15):2558.
- Hou C, Zeng Y, Chen W, et al. Medical conditions associated with coffee consumption: Disease-trajectory and comorbidity network analyses of a prospective cohort study in UK Biobank. Am J Clin Nutr. 2022 Sep 2;116(3):730-740.
- Poole R, Kennedy OJ, Roderick P, et al. Coffee consumption and health: umbrella review of meta-analyses of multiple health outcomes. BMJ. 2017 Nov 22;359:j5024.
- Ding M, Bhupathiraju SN, Chen M, et al. Caffeinated and decaffeinated coffee consumption and risk of type 2 diabetes: a systematic review and a dose-response meta-analysis. Diabetes Care. 2014 Feb;37(2):569-86.
- Oyelere AM, Kok DE, Bos D, et al. Coffee consumption is associated with a reduced risk of colorectal cancer recurrence and all-cause mortality. Int J Cancer. 2024 Jun 15;154(12):2054-2063.
- Socała K, Szopa A, Serefko A, et al. Neuroprotective Effects of Coffee Bioactive Compounds: A Review. Int J Mol Sci. 2020 Dec 24;22(1):107.
- Nieber K. The Impact of Coffee on Health. Planta Med. 2017 Nov;83(16):1256-1263.
