De oorspronkelijke interventie bestond uit twee gerandomiseerde gecontroleerde studies bij in totaal 141 volwassenen met reumatoïde artritis (RA) of metabool syndroom-geassocieerde artrose (MSA), uitgevoerd in het Reade Centrum in Amsterdam. Alle deelnemers startten met een vier maanden durend programma, bestaande uit een volwaardige plantaardige voeding, wekelijkse groepssessies, beweegadvies, stressmanagement en slaapondersteuning. Na afloop van de initiële studie ontving ook de controlegroep dezelfde interventie. Vervolgens namen alle deelnemers deel aan een tweejarige observationele follow-up. In totaal voltooiden 48 RA-patiënten (62%) en 44 MSA-patiënten (69%) deze vervolgstudie. De meeste deelnemers waren vrouw (respectievelijk 92% en 84%), met een gemiddelde leeftijd van 55 jaar (RA) en 63 jaar (MSA).

RA-patiënten boekten blijvende winst: de ziekteactiviteit (DAS28) daalde gemiddeld met 0,9 punt ten opzichte van de start, ondanks dat 44% van de deelnemers hun antireumatische medicatie verlaagde of volledig staakte. Ook het CRP en HDL stegen gunstig. Hoewel gewicht, BMI en andere metabole waarden in het tweede jaar iets opliepen, lagen ze nog steeds onder het beginniveau.
Bij MSA-patiënten verbeterden pijn, stijfheid en lichamelijk functioneren (gemeten met de WOMAC-score) eveneens significant: de score daalde gemiddeld met 8,8 punten. Daarbij verminderde het gewicht, de buikomvang en de bloeddruk. Ongeveer de helft van de deelnemers gebruikte minder pijnstillers of cholesterolverlagers. Ook hier bleven de metabole verbeteringen grotendeels intact.

De resultaten onderstrepen de langetermijneffectiviteit en haalbaarheid van deze multidisciplinaire aanpak als aanvulling op de reguliere behandeling. Deelnemers slaagden erin veranderingen in gedrag vast te houden, met duurzame gezondheidswinst als gevolg. De onderzoekers beschouwen ‘Plants for Joints’ dan ook als een waardevolle, evidence-based aanvulling op medische zorg.

Het onderzoek kent enkele beperkingen. Zo ontbrak een controlegroep tijdens de follow-upfase, vielen relatief veel deelnemers uit (ongeveer 30%) en baseerde men zich deels op zelfrapportages over leefstijl, wat vertekening kan geven. Ook is onduidelijk welk onderdeel van de interventie (voeding, beweging, slaap of stress) het meeste effect sorteerde.