Hoe zit het met beweging?

Beweging kent in dit nummer twee versnellingen. De eerste is die van de prestatiegerichte beweging zoals sporters die beoefenen. Eiwitinname kan dan belangrijk zijn. Josette van Toor nam de recente evidentie rond de eiwitadviezen onder de loep. Yneke Kootstra bekijkt kritisch de richtlijnen rond koolhydraten bij sporters, voor professionals dan wel voor recreatievelingen. Tachtig procent van de atleten gebruikt voedingssupplementen. Andrea van Vuuren heeft ze op een rijtje gezet.

De tweede versnelling staat in relatie tot gezondheid. Bewegen houdt ons niet alleen fit, maar ook gezond. Ilse van Bladel plaatst beweging tegenover de kwalijke gevolgen van zitten. Ikzelf heb het over een interleukine, een immuunfactor die vrijkomt tijdens beweging en dat ook kan dienen als marker voor lagegraadinflammatie.

Wij, bewoners van geïndustrialiseerde landen, moeten meer bewegen en minder zitten, zoveel is wel duidelijk. Toch kun je niet zomaar zeggen 'wij zitten te vaak' of 'te weinig beweging veroorzaakt obesitas'. Die twee stellingen worden ondergraven door onderzoekers die de leefstijl van hedendaagse jager-verzamelaars gedocumenteerd hebben.

De Noord-Tanziaanse Hadza brengen gemiddeld 9,8 uren per dag van hun tijd zittend door, terwijl ze cardiometabool gezond blijven (Nederland en VS gemiddeld 9,3 en 9,0 uren). ‘Zitten’ definieerden de onderzoekers als de niet-ambulatorische tijd en zoals je kunt raden, is dat niet hetzelfde als zitten op een stoel. Ze zitten vaak gehurkt of op hun knieën, waarbij de beenspieren actief blijven. Of ze daarbij andere klusjes uitvoeren, vertelden de onderzoekers er niet bij.

Een tweede paradox die is komen bovendrijven, draait rond de energiebalans. Inwoners van geïndustrialiseerde landen eten meer calorieën en spenderen minder calorieën aan beweging. Toch blijft hun totale energie-uitgave relatief hoog. Dat staat te lezen in de PNAS, dit jaar nog opgetekend door 68 onderzoekers (doi: 10.1073/pnas.2420902122).

Geïndustrialiseerde volkeren bewegen minder en verbranden toch hun calorieën. Obesitas kan volgens de onderzoekers geen gevolg zijn van te weinig calorieën verbranden, want of we nu bewegen of niet, verbranden doen we toch. Slechts een klein deel van de calorieën kan epidemiologisch gelinkt worden met obesitas: ‘de gestegen energie-inname is ruwweg tien keer belangrijker dan de gedaalde energie-uitgave’.

Waar die calorieën naartoe gaan, is nog onduidelijk. Produceren we meer warmte? Of zijn de energievretende immuuncellen overactief? De onderzoekers zetten hiermee (ultra-processed) voeding vooraan de obesitasagenda.

Niemand die het nut van beweging in vraag stelt. Alleen zal de insteek veranderen. We moeten niet bewegen om calorieën te verbranden, wel om metabool gezond te blijven.