Naast het uitgebreide keynoteprogramma bood het Voedingsgeneeskunde-congres de keuze uit verschillende workshops. We doen verslag van een aantal sessies.
Wat je moet weten van bijnieruitputting
Ralph Moorman
Hoog cortisolgehalte, bijnieruitputting en bijnierinsufficiëntie. Drie gezondheidsproblemen die centraal staan tijdens de presentatie van Ralph Moorman. Als eerste workshopspreker in de plenaire zaal van Expo Houten geeft hij daarmee de aftrap van het congres. Om zijn verhaal zo helder mogelijk over te brengen, schetst hij eerst een beeld van hoe hormonen werken. Dat vat hij kernachtig samen met de uitleg dat hormonen boodschapperstofjes zijn die ons in balans houden in een veranderende binnen- en buitenwereld, beter bekend als de homeostase. Als voorbeelden noemt hij schildklierhormonen, insuline, melatonine, geslachtshormonen, groeihormonen en bijnierhormonen.
De lever heeft de taak de hormonen na gebruik af te breken, wat onderdeel is van een procesketen waarbij het op verschillende manieren nog wel eens fout kan gaan. Iets dat ook in het zenuwstelsel kan gebeuren. Stress is vaak een belangrijke oorzaak. Om de stressrespons aan te sturen, beschikt ons lichaam over drie systemen. Het eerste is de reflex, de snelste van de drie. Die verloopt via het zenuwstelsel en er zijn geen hormonen bij betrokken: als je je vinger brandt, trek je je hand pijlsnel terug. Het tweede snelle systeem is de vecht- of vluchtreactie. Daarbij produceert het bijniermerg de hormonen adrenaline en noradrenaline om acute stress te pareren. De reacties die hierbij ontstaan zijn fysiologisch: het zenuw- en hormoonstelsel komen op scherp te staan en je vlucht, vecht of bevriest om jezelf in veiligheid te brengen. Het derde systeem is relatief langzaam en maakt gebruik van de hypothalamus-hypofyse-bijnier-as (HPA), waarbij de bijnieren vanuit het dikke deel van de bijnierschors extra cortisol aanmaken. Er ontstaan metabolische reacties, zoals remming van het immuunsysteem.
Ralph spitst zijn verhaal verder toe op de bijnieren, belangrijke producenten van verschillende hormonen. Ze kunnen getroffen worden door een aantal medische aandoeningen. De bekendste daarvan is bijnierinsufficiëntie, waarbij er te weinig bijnierschorshormonen worden aangemaakt.
Een andere is bijnieruitputting. Helaas kent de reguliere medische wereld daar geen protocol of medische oplossing voor. Dat komt omdat er geen hele lage cortisolgehaltes worden gemeten. De bijnier functioneert medisch gezien nog voldoende. Vaak wordt het daardoor onterecht afgedaan als psychische klacht. Dat komt waarschijnlijk ook omdat het woord ‘uitputting’ de lading niet dekt, het is een syndroom. Complementair kunnen we wel veel met deze aandoening. Als zorgverlener moet je daarvan weten dat iemand in het beginstadium onderweg is naar een ‘ravijn’, maar nog nauwelijks ergens last van heeft. Sterker nog, het lichaam maakt stofjes aan die alertheid, energie en concentratievermogen vergroten. Dat voelt prettig, je kan zelfs verslaafd raken aan stress. Maar eenmaal in het ravijn gekomen, gaat de HPA-as aanzienlijk minder goed functioneren. Zo heeft het bijnierhormoon aldosteron een functie in de mineralen- en waterhuishouding en de bloeddruk blijft bij bijnieruitputting soms aan de lage kant, waardoor bijvoorbeeld duizeligheid bij snel opstaan een veelvoorkomende klacht is. Andere symptomen zijn een slecht geheugen en concentratievermogen, vermoeidheid, prikkelgevoeligheid, suikerdips, moe wakker worden en juist niet goed slapen. Zowel voor als in het ravijn sla je te veel buikvet op. Bij het chronischevermoeidheidssyndroom (CVS) kan de situatie ontstaan dat er bij de HPA-as onvoldoende prikkels doorkomen zodat deze niet goed meer functioneert. Bijnieruitputting is enigszins te meten. Dat kan bijvoorbeeld met een speekseltest waarmee je het cortisolgehalte gedurende de dag meet en vergelijkt met dat van een normaalcurve.
Verder bespreekt Ralph de symptomen van een bore-out en een burn-out in relatie tot bijnieruitputting. In het eerste geval treedt bijnieruitputting soms op, in het tweede geval vaak. Om stressbestendigheid te verhogen en stressbelasting te verlagen, geeft hij diverse tips. Tot slot brengt hij het samen in een simpel, maar o zo belangrijk advies. Stel twee vragen: 1. Wat geeft je energie? en 2. Wat kost je energie? (RT)
Hormonale harmonie. De rol van geslachtshormonen in mentale veerkracht
Dorte Kramers
‘Veerkracht is het proces waarin iemand zich op een positieve manier aanpast aan stress of tegenslag die hem of haar potentieel uit evenwicht brengt’, citeert Dorte Kramers. Dit proces komt tot stand door op een effectieve manier persoonlijke hulpbronnen en hulpbronnen uit de omgeving te mobiliseren. En over die persoonlijke hulpbronnen, daar vertelt Kramers meer over in haar workshop. Dit zijn namelijk de neurosteroïden pregnane, androstane en sulfated neurosteroïden, als ‘bouwstenen’ voor de neuroactieve steroïdhormonen oestrogeen, progesteron, testosteron en DHEA. Geslachtshormonen dus!
De functies van deze neuroactieve steroïdhormonen hebben onder andere te maken met neurogenese (aanmaak van neuronen), neurotrofie (groei, differentiatie en overleving van neuronen), geheugen en focus, gedrag en stemming, anti-neurodegeneratie en myelinisatie. Kramers benadrukt in deze workshop met name de functie rondom neuroplasticiteit: het vermogen van het brein om zichzelf te herstellen en aan te passen. Oftewel: veerkracht. Hierbij zijn GABA en glutamaat heel belangrijk, en dié zijn weer afhankelijk van de neuroactieve steroïdhormonen, zoals oestrogeen, progesteron en testosteron.
Zo heeft testosteron invloed op zowel de GABA- als NMDA-receptors en kan een te lage testosteronspiegel angstgevoelens en geheugenverlies veroorzaken. En die welbekende brainfog na de overgang? Door de afname van oestrogeen vermindert ook glutamaat. Het effect van oestrogeen op het brein laat Kramers tevens zien aan de hand van een studie met vrouwelijke ratjes. Daarbij werden afbeeldingen gemaakt van piramidale neuronen in de hippocampus van de ratjes, tijdens de folliculaire, preovulatoire en luteale fase. De verschillen waren groot: nét voor de eisprong waren er dubbel zoveel ‘takjes’ te zien dan tijdens de luteale fase. Studies tonen aan dat door die wisselende niveaus van oestradiol veranderingen in het brein soms wel binnen minuten of zelfs seconden kunnen plaatsvinden bij vrouwelijke zoogdieren. Het geslachtshormoon is tevens heel belangrijk voor serotonine, een stofje dat op zijn beurt onmisbaar is voor veerkrachtigheid.
Dorte Kramers noemt ten slotte nog specifiek de belangrijke rol van progesteron. Deze is namelijk beschermend. Het moduleert de activiteit van oestrogeen en beschermt tegen overmatige prikkels. Het vermindert angst en onrust. Een tekort aan progesteron kan dan ook leiden tot depressie, angststoornissen, PMS, premenstruele dysforie en posttraumatische stressstoornissen. Tegelijkertijd zorgt chronische stress ook voor lagere progesteronniveaus – iets wat in de praktijk, met onze 24-7-maatschappij, steeds vaker gezien wordt. Kramers benoemt dat bij een oestrogeendominantie eigenlijk vaak sprake is van een progesteron-tekort. Herstel je die hormoonbalans, dan is een relaxt(er) brein het resultaat. Kortom: hormonale harmonie is de sleutel tot een veerkrachtig brein. (MR)
‘Don’t shoot the messenger’. Hoe hormonale klachten meestal secundair zijn
Fien Demeulemeester
‘Hormonale klachten behandelen met hormonen, is als brand blussen met vuur’, stelt Fien Demeulemeester tijdens haar lezing. Haar boodschap is helder: kijk dieper, doe een paar stappen terug, dat brengt je naar de echte oorzaak. Van hevige menstruaties, tot migraine, acne of verminderde vruchtbaarheid: hormonale klachten komen in veel vormen, en ze komen bij vrouwen en mannen voor. Een oorzakelijke aanpak is echter toepasbaar op alle klachten.
Hormonen zijn boodschappers in het lichaam. Het is echter de omgeving die bepaalt of hormonen geproduceerd worden, aankomen op de plek van bestemming en hoe actief ze zijn. De echte oorzaken van hormonale klachten vinden we dan ook in de omgeving, zoals de invloed van de lever, het microbioom en het metabole systeem, in voeding, toxines en in chronische stress.
In de lever kan de fase II detoxificatie bijvoorbeeld verstoord zijn, waardoor de methylatie, sulfatie en glucoronidatie van steroïdhormonen verminderd is. Ook kan er sprake zijn van een te hoge of lage productie van Sexhormoon Bindend Globuline (SHBG) in de lever, als gevolg van bijvoorbeeld een vervette lever, insulineresistentie, chronische stress of het gebruik van de anticonceptiepil. SHBG is het transporteiwit van hormonen. De hoeveelheid SHBG bepaalt hoeveel vrij (actief) oestrogeen of testosteron in omloop is.
In de darm speelt het estroboloom – bacteriën die hormonen kunnen deconjugeren – een sleutelrol. Het bepaalt of oestrogenen worden uitgescheiden of heropgenomen. Bij dysbiose worden oestrogenen eerder heropgenomen, wat het risico op hormoongevoelige aandoeningen verhoogt. Een hyperpermeabele darm laat bovendien endotoxines door naar de bloedbaan. Komen deze in de teelballen terecht, dan heeft dat een nadelig effect op de zaadkwaliteit. Komen ze in de hersenen, dan wordt het hormonaal systeem geremd. Inzet op herstel van de darmbarrière is dan cruciaal.
Ook het metabole systeem speelt mee. Verstoringen in de bloedsuikerregulering dragen bij aan aandoeningen zoals PMS en PCOS. In voeding kunnen alcohol en fructose worden aangeduid als grote verstoorders van het hormonale systeem. En tot slot mogen we de impact van milieutoxines, chronische stress en gebrek aan lichaamsbeweging niet vergeten. Fien benadrukt het belang van een integrale aanpak. Ga met je cliënt op zoek naar het systeem waarin de grootste verstoring zit. Waar zit de oorzaak achter de klacht? En welke kleine aanpassing kan het grootste verschil maken?
Het microbioom als leverancier van neurotransmitters
Lianne Weggemans
Als je er goed over nadenkt, is het toch iets heel opmerkelijks. Ons lichaam maakt (boodschapper)stofjes aan die zowel fungeren als hormoon als neurotransmitter. Voorbeelden van deze dubbelfunctionerende stoffen zijn oxytocine, dopamine en serotonine. En het gebeurt voornamelijk in en/of door onze darmen. Lianne Weggemans schetst in haar lezing over darm-hormoondynamiek hoe complex onze darmbevolking van bacteriën is en hoe bepalend voor onze mentale gezondheid.
De hypothalamus-hypofyse-bijnier-as (HPA-as) ofwel stress-as is een goed voorbeeld van de samenwerking tussen hormoon- en zenuwstelsel. De darmen sturen via de nervus vagus informatie naar de hersenen. Bij te veel stress kan de cortisolspiegel de hele dag verhoogd zijn, met als gevolg minder goed slapen en laaggradige ontstekingen. Zit je echter goed in je vel en werkt de HPA-as goed, dan sta je ’s ochtends fit op omdat je voldoende cortisol hebt aangemaakt en kan je ’s avonds lekker slapen omdat het gehalte daarvan weer verlaagd is. Alle reden dus om te voorkomen dat dysbiose ontstaat en ‘slechte’ darmbacteriën de overhand krijgen.
Gezonde darmen produceren overigens veel hormonen en neurotransmitters. Bijvoorbeeld in entero-endocriene cellen, die maar liefst 90 tot 95% van de hoeveelheid serotonine in ons lichaam produceren. Ook dopamine komt voor 50% uit de darm. Hierbij spelen korteketenvetzuren, die onontbeerlijk zijn voor de darmgezondheid, een belangrijke rol. Daarnaast hebben de verschillende bacteriestammen mogelijk de potentie om te werken als psychobiotica omdat ze via verschillende mechanismen invloed uitoefenen op de hersen-darm-as. Zo brengen ze de neurotransmitters serotonine en GABA voort, verlagen ze het cortisolgehalte en verhogen ze BDNF (Brain Derived Neurotrophic Factor), een zenuwcelstimulerende factor die positief uitwerkt op neuroplasticiteit.
Bij verschillende aandoeningen, waaronder cognitieve, zijn onder meer de neurotransmitters noradrenaline, dopamine, glutamaat, acetylcholine, GABA en serotonine mogelijk uit balans. Darmbacteriën die in wetenschappelijke studies een effect laten zien op deze neurotransmitters, zijn enterococcen, lactobacilli, bifidobacteriën en lactococci. Ze produceren ook korteketenvetzuren, die de neurotransmitters verder ondersteunen. Denk bij GABA in het bijzonder aan lactococci, lactobacilli en bifidobacteriën vanwege hun positieve effect op de barrière-integriteit en immuunrespons. Bij dopamine gaat het om enterococci, lactococci, lactobacilli en bifidobacteriën, waarbij korteketenvetzuren de productie verhogen van tyrosinehydroxylase, het enzym dat tyrosine omzet in dopamine. Bij serotonine zijn eveneens enterococci, lactococci, lactobacilli en bifidobacteriën betrokken, waarbij de korteketenvetzuren de productie bevorderen van tryptofaanhydroxylase dat verantwoordelijk is voor de omzetting naar serotonine. De zaal is er na afloop weer helemaal van doordrongen hoe complex en vernuftig onze binnenwereld is. (RT)
De mond als hormonale hotspot
Victor Popov
Je wordt er al blij van als je ernaar kijkt. De eerste Powerpointsheet van de presentatie toont een vrolijke foto van spreker Victor Popov die zijn parelwitte tanden blootlacht. Hij is eigenaar van Karmicare, een bedrijf dat zich richt op een veilige manier van gebitsverzorging volgens chronobiologie, wat rekening houdt met het natuurlijke, biologische ritme. Op dat laatste gaat hij tijdens deze workshop verder niet in, de focus van zijn verhaal ligt voor nu op de impact van mondgezondheid op de algemene gezondheid. Slechts weinig mensen beseffen dat de mond een hormonale hotspot is. Een langdurige slechte mondgezondheid verstoort de hormonen en verhoogt de kans op diverse aandoeningen. Het kan zelfs cognitieve achteruitgang en dementie in de hand werken.
Victors interesse in het onderwerp ontstond in zijn studententijd, toen het hem begon op te vallen dat als hij ’s avonds zijn tanden poetste, hij vervolgens urenlang klaarwakker naar het plafond lag te staren. Sloeg hij dat tandenpoetsen over, dan gebeurde dat niet. Enkele jaren later noopte een zware periode in zijn leven hem tot actie om niet in depressieve gevoelens te blijven hangen. Hij begon zich te verdiepen in psychologie, fysiologie en voeding. Vervolgens onderzocht hij de samenstelling van diverse tandpasta’s en kwam hij erachter dat veel merken toxische stoffen bevatten. Daarvan spant het neurotoxische fluoride de kroon. Het kan onder andere de schildklierwerking en de melatonineproductie verstoren, iets wat meteen zijn vroegere slapeloosheid na het tandenpoetsen verklaarde. Hij noemt het schokkend dat het meest intieme product van de dagelijkse verzorging vaak en zoveel toxische stoffen bevat.
Hij vervolgt zijn verhaal met een aantal praktische algemene tips voor een goede mondhygiëne. Daarnaast raadt hij aan om een tandpasta te gebruiken waarin de toxische stoffen zijn vervangen door veilige. Zelf heeft hij het ‘bioritmisch’ poetsen geïntroduceerd met verschillende tandpasta’s voor de ochtend en de avond. Tot slot staat hij uitgebreid stil bij het belang van regelmatig (glim)lachen, dat is goed voor de hormonen. Want daardoor verbetert je stemming, zelfs al doe je het bewust geforceerd. ‘Een glimlach is niet alleen sociaal, maar ook fysiologisch. Het activeert de nervus vagus, verhoogt de hartslagvariabiliteit en verlaagt de cortisolspiegel’, vertelt hij. Om even later de workshop af te sluiten met zijn persoonlijke credo: ‘Hoe je de dag én de nacht begint, bepaalt de kwaliteit van je leven.’ (RT)
Laboratoriumonderzoek voor hormonen
Petra Vlieger
De werking van hormonen objectiveren via laboratoriumonderzoek kan de therapeutische praktijk waardevol ondersteunen. Maar welke testen zijn betrouwbaar, toepasbaar en relevant? Tijdens haar lezing licht natuurgeneeskundig therapeut en darmexpert Petra Vlieger de mogelijkheden toe: van indicaties en analysemethoden tot interpretatie en casuïstiek.
Hormonen en neurotransmitters worden geproduceerd in diverse organen. Een disbalans kan dan ook breed tot uiting komen: van stemmingswisselingen en haaruitval tot PCOS, cardiovasculaire klachten of vermoeidheid. Dat maakt het lastig om precies te zien waar het probleem zit. Laboratoriumonderzoek helpt om inzicht te krijgen in onderliggende verstoringen, mits je weet wat je meet, hoe je meet en bij wie.
Hormonen die je kunt meten, zijn onder meer geslachtshormonen (oestrogeen, progesteron, testosteron), stresshormonen (cortisol, DHEA), neurotransmitters (dopamine, serotonine, noradrenaline) en schildklierhormonen. Afhankelijk van het type hormoon, kun je speeksel, bloed, urine of ontlasting gebruiken. Speekseltesten geven bijvoorbeeld inzage in DNA (leverpaspoort) en neurohormonen; ontlasting in microbiota; en bloedonderzoek op locatie in de schildklierfunctie en, via een vingerprik, in aminozuren. Het oestrogeenmetabolisme kun je meten via urineonderzoek en het cortisolpatroon via meerdere speekselmetingen per dag.
Let bij de uitvoer van verschillende testen op praktische haalbaarheid voor de cliënt, de timing, bewaarcondities van samples en op leefstijlinvloeden (zoals stress, alcohol of voeding voorafgaand aan een test). In een uitgebreide toelichting per test, kun je dit soort zaken nalezen. Geef deze instructie zeker ook mee aan je cliënt. Niet alle testen zijn bovendien gelijkwaardig. Petra bespreekt de verschillen tussen DNA-analyse via 16S-rRNA versus FISH en wijst op het belang van gevalideerde referentiewaarden.
Tot slot zoomt Petra in op casuïstiek en toont ze diverse zinvolle testcombinaties voor bijvoorbeeld een depressie & neuroprofiel, depressie & leverpaspoort, oestrogeenmetabolieten, cortisol, mannelijke hormonen en overgangsklachten. Zo kun je bij ontlastingsonderzoek niet alleen kijken naar de spijsvertering en darmflora, maar ook naar neuroactieve microbiota. Een verstoorde darmflora kan wijzen op verminderde serotonine- of dopamineactiviteit. Het cortisol-dagprofiel, DHEA-ochtendwaarde en oestrogeenmetabolieten kunnen belangrijke aanknopingspunten geven bij klachten zoals burn-out, stemmingsstoornissen of overgangsproblematiek. Ook genetische varianten, zoals COMT of MTHFR, geven aanvullende informatie over methylatie- en ontgiftingsprocessen in de lever. Hormonen meten bij mannen kan aanknopingspunten bieden voor bijvoorbeeld hart- en vaataandoeningen.
Kortom, er zijn dus tal van keuzes om hormonen goed in kaart te brengen. Testen zijn onderling goed te linken aan elkaar, waardoor je tot een beter onderbouwd advies kunt komen voor je cliënt. (IvB)